07.11.2025
Rond vijven wakker. Zit in een periode van hyperactiviteit en -gevoeligheid, die stilaan haar toppunt bereikt. Of dieptepunt zo u wilt. Het is geen pretje. Een complete overload gepaard aan allerhande kwaaltjes. Je moet er even doorheen, zeg maar, zei ik, routineus.
Koffie. Nieuwe album van Rosalía beluisterd, Lux: wat een prachtstem toch. Om acht uur an die Arbeit gegaan: het gronden van de lambrisering, die ik gisteren vakkundig tegen de muur heb gekwakt. Kleur: lunar rock.
‘Waarom,’ vraagt Raphael Rubinstein zich in zijn essay Provisional Painting (2009) af, ‘zou een kunstenaar zijn werk onaf willen laten, zichzelf willen tegenwerken of een schilderij willen signeren dat vanuit sommige perspectieven een volslagen mislukking lijkt?’ (Volgens Wikipedia is het casualism uit het provisional painting voortgekomen. Het grote verschil: een dosis ironie, die het casualism zou missen.) Rubinsteins antwoord: het is een kont-tegen-de-krib-gooien-strategie. Provisional painting (en dus ook casualism) verzet zich tegen het volmaakte en omarmt het onvolmaakte. Niet slim, stijlvol en onberispelijk, maar amateuristisch en fucked-up. Een soort punk dus.
Ik ben een schilderende punker.
Opgave: definieer een ‘goede’ provisional painter.
Untitled (1859), Ton van ’t Hof, 2025, iPad/Procreate


