DE THEEPOT EN HET KOPJE

KERSTVERHAAL 2017


In Nederland leven honderden mensen waaronder veel ouderen door

bezuinigingsmaatregelen van elkaar gescheiden, ondanks dat ze getrouwd zijn. Sommigen al veertig jaar. Dit kerstsprookje draag ik aan hen op.


 


 



 


 


De theepot en het kopje


 


In de porseleinkast van een arm naaistertje woonde lang geleden eens een brave theepot.

De theepot was al oud en had geen deksel meer. Steeds als hij uit de kast werd gehaald om de thee die het naaistertje had gezet warm te houden, werd ze eraan herinnerd.

‘Och och, hoe kan ik nou toch steeds weer vergeten dat je geen deksel hebt. Ik beloof dat de eerstvolgende keer dat ik op de rommelmarkt kom, ik aan je zal denken.’

Maar omdat ze het altijd maar vergat kwam het er nooit van. De theepot bleef zonder deksel en het naaistertje dronk iedere avond lauwe thee bij haar koekje.

Op een kwade dag, het was ergens in november, brak het naaistertje tijdens het afwassen haar allerlaatste theekopje.

‘Hoe onvoorzichtig van mij!’ sprak ze. ‘Nu moet ik naar de rommelmarkt om een ander kopje te kopen. Straks is de markt dicht. Waaruit drink ik vanavond mijn thee?’

Dus haastte het naaistertje zich op haar sloffen naar de rommelmarkt en vergat de belofte die ze aan de theepot had gedaan.

‘Eindelijk!’ knorde de dikke suikerpot die naast de theepot in de kast stond. ‘Nu duurt het niet lang meer. Je dagen zijn geteld. Wacht maar! Straks komt ze thuis met een nieuwe theepot en twee nieuwe kopjes. Dan ben ik van je af. Wat is het nut van een theepot zonder deksel? Kijk eens naar mij! Ik heb een deksel en zorg ervoor dat mijn inhoud droog blijft, zonder klontjes.’

Maar de theepot reageerde niet en dacht verdrietig terug aan de tijd waarin hij zelf nog een dekseltje had.

Het duurde niet lang of het naaistertje kwam weer thuis, ditmaal opgetogen.

‘Kijk eens wat ik gevonden heb!’ riep ze blij uit. ‘Een kopje. Het is wel niet het allermooiste kopje van de hele markt maar ze heeft een roosje zodat ze goed bij je past. En ze heeft ook een gebrek, net als jij.’

Omdat theepotten en kopjes nu eenmaal bij elkaar horen, zette ze het kopje naast de theepot en kreeg de boze suikerpot een andere plek, een eindje van de twee vandaan.

Eerst kon de theepot niets aan het kopje ontdekken, maar na een paar keer goed kijken zag hij het. Het porselein van haar oortje was op een plek wat dunner en er zat een klein barstje op de bodem.

Nu weet iedereen dat theepotten en kopjes eigenlijk niet kunnen praten maar toch gebeurde het. Ze kletsten heel de dag door.

De twee bleken het uitstekend met elkaar te kunnen vinden, zo goed zelfs dat het naaistertje er af en toe horendol van werd.

‘Dame, heer, het is wel weer mooi geweest voor vandaag,’ sprak ze dan, toegejuigd door de verwaande suikerpot. ‘Morgen kunnen jullie weer verder praten.’

‘Jullie horen het. Houd allebei toch eens je mond,’ sprak de suikerpot jaloers. ‘Ik filosofeer graag over het leven. Door jullie kan ik mijzelf niet eens meer horen denken.’


De maand november verstreek en het werd december.

Zoals elke dag praatten de theepot en het kopje urenlang met elkaar. Ze spraken over het leven en hoe goed ze het wel niet hebben bij het naaistertje.

‘Zie je wel,’ stookte de suikerpot wanneer het naaistertje de theepot en het kopje klokslag acht uur ‘s avonds weer in de kast zette. ‘Niemand wil naar geklets van een stelletje mismaakten luisteren. Een theepot zonder deksel en een kopje met een slap oor. Een stelletje mismaakten. Wie wil die nu nog?’

Maar daar was de theepot die lang geleden door een knappe pottenbakker uit het Zwarte Woud was gedraaid, het niet mee eens. In tegenstelling tot de opgeblazen suikerpot bezat hij mooie lijnen en sprak hij met een deftig Engels accent, alsof er een theeblaadje in zijn tuit was blijven steken. Vanuit de plek waar zijn bips zat stak een lange slanke tuit met daarin een sierlijke krul schuin omhoog en op zijn rug had hij twee roosjes. Dat hij geen deksel meer had, dat deerde hem niet.

Het kopje was daarentegen simpel. Behalve een te dun oortje wat kwam doordat de pottenbakker bij het draaien nog maar een klein beetje klei over had. Ze was niet zo mooi versierd als de theepot en had in plaats van twee roosjes er maar een. Toch waren de theepot en het kopje ondanks hun gebreken van elkaar gaan houden.

‘Op ieder potje past een dekseltje,’ sprak het kopje dat Amalia heette en vernoemd was naar haar tante, een antieke gebaksschaal, wanneer de theepot zijn tuit weer eens liet hangen. ‘Ook op jou. Ik ben wel geen dekseltje maar ik houd toch veel van je.’

Dan bloosde de theepot en wenste hij dat hij een schoteltje was. En als de suikerpot haar spot weer eens op zijn vriendin had gericht dan troostte hij haar.

‘O Edouard,’ want zo heette de theepot, riep Amalia dan. ‘Wat zouden wij toch zonder elkaar moeten beginnen? Het naaistertje is al oud. Straks gaat ze dood en zijn alleen wij tweetjes nog over. Hoe zal het ons daarna vergaan?’

Dan wilde de theepot iets toepasselijks zeggen maar werd onderbroken door de brutale suikerpot.

‘Jullie overblijven? Laat me niet lachen. Binnenkort is het afgelopen met jullie twee. Dan ben alleen ik nog over. Kijk naar mij. Ik ben weldoorvoed en kom niets te kort. Dat kan ik van jullie twee niet zeggen. De een kan de thee niet warm houden en de ander is te zwak om te worden opgetild.’

Dan zwegen de theepot en het kopje omdat ze diep van binnen wisten dat de suikerpot gelijk had.

Het was op een avond dat het naaistertje overleed, heel rustig, in haar slaap.

‘Kijk,’ riep de suikerpot triomfantelijk. ‘Straks is het jullie beurt. Morgen komt de opkoper en dan ben ik voorgoed van jullie verlost!’

Maar de suikerpot had buiten zichzelf gerekend.

Al de volgende morgen werd hij weggehaald en kwam als asbak in dienst bij een boze boer. De theepot en het kopje daarentegen kwamen bij een koopman terecht die ze meenam naar de markt.

‘Brrr,’ rilde het kopje dat het koud had. ‘Zie ons eens aan. We hadden het zo goed bij het naaisterje. Nu staan we hier op de markt, te wachten tot iemand ons hebben wil.’

‘Wil je alsjeblieft niet zo bibberen,’ klaagde de theepot. ‘Straks breek je nog. Als dat gebeurt zijn we nog verder van huis.’




Op een dag, het was al voorbij Sint Nicolaas, dat een mevrouw, een onderwijzeres samen met haar dochter langs de marktkraam kwam gelopen en de theepot zag staan.

‘Kijk’ riep het meisje. ‘Die theepot daar heeft geen dekseltje. Misschien pas het onze er wel op. Laten we hem kopen, mama.’

Maar haar moeder had geen oog voor de theepot. Ze had al haar geld gebruikt om eten te kunnen kopen en er was niet meer van over.

‘De volgende keer aan het eind van de maand misschien,’ sprak ze. ‘Als hij er dan nog staat.’

Het meisje wist dat de kans erg klein was dat de theepot er tegen die tijd nog stond, dus keerde ze haar spaarpot ondersteboven waar precies nog twee kwartjes in zaten en rende er stiekem mee terug naar de markt.

‘Hoeveel kost die theepot daar,’ vroeg ze aan de marktkoopman, op Edouard wijzend. ‘Onze theepot is vanmorgen kapot gevallen en het enige dat er nog van over is gebleven is het dekseltje.’

‘Nu is het gebeurd met ons, Amalia,’ riep de theepot bedroefd. ‘We worden van elkaar gescheiden.’

‘Ik weet het,’ riep het kopje terug. ‘Het ga je goed, Edouard. Bedenk dat wat er ook gebeurt, ik altijd van je zal blijven houden.’

De theepot werd in een krant gerold en ging met het meisje mee naar haar huis waar ze hem onder haar bed legde.

Maar het gemis van zijn geliefde maakte de theepot die wenste dat ze er weer was steeds bedroefder.

‘Viel ik maar in stukken,’ dacht hij. ‘Als ik niet meer samen met mijn grote liefde mag zijn, wat heeft het dan voor zin om door te blijven leven. Zo is er niets meer aan.’

Dan weende hij stilletjes, intussen denkend aan die goeie oude tijd.

Op een avond, net nadat de mevrouw het theekopje optilde om een slok te nemen sprong haar kat Ophelia op haar schoot waardoor het kopje van het schoteltje afgleed en op de grond terechtkwam waar het in stukken viel.


  ‘Domme, domme Ophelia,’ sprak ze. ‘Wat ben je toch een onbehouwen kat. Nu moet ik ook nog op zoek naar een ander kopje. Waar vind ik die zou gauw?’

‘Op de rommelmarkt mama,’ sprak het meisje. ‘Misschien heeft de koopman wel een kopje dat bij hem past.’

‘Helaas mevrouw,’ sprak die. ‘Ik had er wel een, maar heb het weggedaan. Er zat een barst in de bodem en het oortje was te dun. Wie wil zoiets nou hebben?’

Teleurgesteld keerden de mevrouw en het meisje huiswaarts.

‘We vinden wel iets mama,’ sprak het meisje. ‘Er zijn wel meer marktkoopmannen die zulke kopjes verkopen.’

‘Wacht,’ riep de koopman ze achterna. ‘Geef mij uw adres. Wanneer ik iets tegenkom laat ik het u direct weten.’




Het werd kerstochtend. Vol verwachting legde het meisje de door haar feestelijk verpakte theepot onder de kerstboom.

Het duurde niet lang of de moeder kwam naar beneden en zag het pakje daar liggen.

‘Ach wat fijn,’ sprak ze blij na het te hebben uitgepakt. ‘Dank u wel kerstman! Nu hebben we weer een theepot. Met een beetje geluk vinden we er een passend kopje bij.’

Die ochtend was de theepot het middelpunt van het kerstontbijt. Maar daar, tussen de verse croissantjes, de door de mevrouw gebakken kerststol en naast de Ardenner paté dacht Edouard alleen maar aan het kopje dat er nu waarschijnlijk wel niet meer zou zijn.

Toen tegen elf uur ‘s morgens de deurbel ging en toen het meisje opendeed stond daar tot haar verrassing de marktkoopman.

‘Allemaal een vrolijk kerstfeest!’ sprak hij op feestelijke toon. ‘Ik weet dat het ongelegen komt maar omdat ik in de buurt woon dacht ik dat dit u misschien wel zou bevallen.’

In zijn hand lag een met vuil besmeurd theekopje. De bodem was een beetje gebarsten en het oortje had een dunne plek.

‘Het is een beetje een raar verhaal maar ik begrijp er nog steeds niets van,’ antwoordde hij. “Ik had het eerst weggegooid maar vanmorgen stond het opeens weer in mijn kar. Het is net of ze een eigen wil heeft.’

‘Een kopje!’ riep het meisje verheugd uit. ‘Het heeft net zo’n roosje als onze nieuwe theepot. Nu zijn ze weer compleet!’

‘Amalia,’ huilde de theepot bij het zien van het kopje, dit keer met tranen van geluk. ‘Je bent er nog!’

‘Jij ook zo te zien, Edouard!’ lachte het theekopje hem tegemoet. ‘Laten we afspreken dat we ons nooit meer laten scheiden, al vallen we samen in duizend stukjes uiteen.’

‘Afgesproken,’ beloofde Edouard plechtig. ‘Dan heeft niemand meer iets aan ons maar wij hebben elkaar. Voorgoed.’

Van de verwaande suikerpot is sindsdien nooit meer iets vernomen. Het laatst is hij gezien in een kringloopwinkel. Zonder deksel.


 


 


 


 


 


  


 


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 03, 2017 04:25
No comments have been added yet.