1970

Jaargang 2, aflevering 17, donderdag 28 december 2017


 



 


 


1970


 


  ‘Je moet eruit, het is tijd.’

Met een welgemikt schot uit zijn Henrystutzen karabijn knalt Old Shatterhand de laatste Indiaan naar de eeuwige jachtvelden waarna zijn gezicht versmelt met dat van mijn moeder.

Ik voel spijt en constateer met een half oog dat het om mij heen nog steeds donker is.

‘Kom je er nog uit of niet?’ klinkt het opnieuw vanuit het trapgat.

Een paar verwensingen mijn zolderkamer inslingerend antwoord ik terug. De slappe stopverf achter mijn ogen en het afgepeigerde stemgeluid van mijn moeder zeggen me dat het vroeg is. In elk geval te vroeg voor school en daarmee nog lang geen tijd om op te staan.

Met tegenzin gooi ik toch mijn wollen deken van me af en zet zonder eerst na te denken mijn beide blote voeten op het permafrost linoleum.

O Jezus.

Klaarwakker loop ik naar de lichtschakelaar naast de deur en vandaar naar het bevroren enkelglas raam. Na een paar keer ertegenaan te hebben gehoest ontstaat op die plek een mooi rond spiekgaatje waar als ik er doorheen kijk, kan zien dat ook in het huis aan de overkant naast dat van Henk mijn schoolvriend waar volgens hem een pooier woont, het licht uit is.

Geschat tijdstip: ongeveer kwart voor vier.

Het kan erger.

Onder het neuriën van “Een man mag niet huilen” van Jacques Herb kleed ik mij aan en ren de zoldertrap af naar beneden waar ik mijn moeder aantref in een gewatteerde roze peignoir, zittend achter een beschuitje en een kop thee.

‘Mogge,’ zeg ik tussen twee happen van mijn boterham met vlokken door. ‘Zo ben je net Tonny Eijk meets Liberace,’ duidend op de peignoir en de ontelbare blonde krulletjes op haar gepermanente hoofd.

‘Libber-wie?’ murmelt ze en schuift een beker lauwe melk naar mij toe.

‘Laat maar. Ik bedoelde de Amerikaanse pianist,’ smak ik met mijn mond vol wrevel vanwege zoveel onbegrip op de vroege ochtend. Ik besluit ter plekke dat ik voortaan een ochtendhumeur wil en schuif de kan met daarin een plastic zak melk naar mij toe.

‘Je lunch,’ brabbelt ze terug en legt een wit met rode letters bedrukte, gekreukelde zak met kennelijke inhoud voor mij op tafel.

“King Corn, het enige dat je weggooit is de verpakking,” lees ik. De vraag wat ik op mijn brood meekrijg slik ik in. Het terugdenken aan de glas-in-loodworst van een week geleden ligt me nog zwaar op de maag.

Boos op mijzelf steek ik mijn tong uit tegen het spiegelbeeld in het glas van de keukendeur en hoop dat ze het niet heeft gezien.

‘Glas-in-loodworst,’ zegt ze ongevraagd. ‘Dat lust je toch ook, hoop ik? Er is trouwens niks anders.’

De gedachte aan het smerige spul dat voor vleeswaren door moet gaan doet me kokhalzen en wens Jacques Herb naar de Filistijnen en Albinoni’s Adagio in G mineur in mijn kop.

‘Lusiknie, dat weet je toch? Ham dan,’ probeer ik voorzichtig maar ze schudt nee.

‘Ik zei toch al, er is alleen tongenworst in huis. De ham heeft je vader gisteren opgegeten.’

Terstond zie ik hoe een reuzenham met varkenspootjes mijn stiefvader achtervolgt. Pas na acht rondjes door de woonkamer krijgt hij hem te pakken en schrokt de onverlaat in twee happen naar binnen.

Na samen een paar minuten zwijgend voor ons uit te hebben gekeken ben ik het die de stilte als eerste doorbreekt en sta op terwijl ik mijn sleutel van de fietsenstalling in mijn zak steek.

‘Ik ga,’ zucht ik, mijn vertrek aankondigend.

Ze knikt. ‘We eten rode kool vanavond, met een slavink. Ik zet wel wat voor je weg. Wordt het laat, denk je?’

Ik haal mijn schouders op en daal met mijn jas binnenstebuiten gekeerd de twee trappen af, haar aanbod in overweging nemend.

Op de eerste etage aangekomen trek ik aan het touw waarmee de voordeur opengaat en laat die beneden gekomen in de wetenschap dat het allang donker zal zijn voor ik huiswaarts keer, nadrukkelijk maar vooral gepikeerd achter mij in het slot vallen.

‘Vandaag niet,’ zeg ik hardop tegen mijzelf. ‘Voor deze jongen vanavond geen rooie kool.’

De ijzig koude buitenlucht inhalerend haast ik mij voort langs de huizen met hun gesloten gordijnen waar ik terstond wordt overvallen door een intens gevoel van zwaarmoedigheid dat erger wordt naarmate ik sneller loop, merk ik. Alleen ter hoogte van de overvloedig verlichte etalages van de meubelstoffeerderij, Metz de sigarenwinkel en Schuil de buurtsuper komt mijn aanvankelijke opgewektheid weer terug, mij voornemend dat als ik burgemeester van Den Haag wordt ze een lintje te geven bereik ik het aan de Zoutkeetsingel gelegen, tot fietsenberging omgetoverde pand. Een versleten, voormalig woonhuis waar het ongeacht wat voor weer het is altijd naar natte jassen, solutie en rubber ruikt.

Weer buiten met mijn fiets aan de hand kom ik op het idee kop of munt te doen om zo te beslissen welke route ik dit keer neem en kies zonder op de stuiver te kijken wat het is geworden de gemakkelijkste weg, die van via de Zusterstraat langs de Monstersestraat de Kempstraat in.

Door de Schilderswijk fietsend bereik ik zonder handen het Hobbemaplein en bekijk onder het doortrappen de uitnodigend versierde Sinterklaas etalages.

Kon het altijd maar december zijn.

Aangekomen op de plek waar ik moet zijn, zet ik mijn fiets op slot en loop via de winkel die al open is, fluitend de gang in en neem de trap naar de kelder waar ik grijns bij het zien van de kleren van mijn collega’s John en Ludo die daar al hangen.

“Weer verloren,” denk ik en deponeer snel een kluit fondant in hun broekzakken.

Gestoken in mijn bakkerskostuum, overdreven vrolijk lachend betreed ik exact twee minuten later de bakkerij.

‘Mogge lange, je bent net op tijd,’ begroet John bij wijze van goedemorgen. ‘Er komen net driehonderd kletskoppen uit de oven. Honderd daarvan moeten tot hoorntjes worden gerold.’

‘Fijn,’ zeg ik, en schuif met handschoenen aan een gloeiend hete bakplaat vol kleverige hoopjes de werkbank op.

Uit de radio op een plank boven mijn hoofd waar alleen Hilversum II het nog doet zegt een benepen stem: ‘De waterhoogten, te beginnen met Konstanz: driehonderd achtenzeventig: min… twee. Rheinfelden….’

‘Soestdijkseplein: vijfhonderd: min… tien!’ roep ik erachteraan.

De zaterdag is begonnen.



Wil je nog meer van dit soort verhalen lezen? Abonneer je dan op de nieuwsbrief door hier te klikken.


Vind je het leuk te worden voorgelezen? Ben Midland is op YouTube! Klik hier om naar zijn kanaal te gaan.


 



 



 


 


 


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on December 27, 2017 06:37
No comments have been added yet.