WEG

Jaargang 2, aflevering 20, donderdag 18 januari, 2018


 


 


Related image


 


 


WEG


  ‘Moet ik weg?’ vraag ik, mijn benen zo hoog mogelijk de lucht in tillend.

‘Nee, je mag gewoon zo blijven zitten,’ antwoordt mijn vrouw.

Ik kijk toe hoe ze het uiteinde van een moord en brand gillend ding dat de stofzuiger blijkt te zijn onder mijn bureau manoeuvreert.

‘Ik kan er zo ook wel bij. Schrijf nou maar verder.’

Vanuit de enkelvoudige spagaat waarin ik mij in bevindt, besef ik dat als ik er niet snel uit wordt verlost, ik binnen nu en een minuut met stoel en al onderuit schiet en met mijn voortanden in het bureaublad sla. Verzekeringsagenten zijn mij in dit soort gevallen nooit welgevallig.

‘… En u belt mij op omdat u dacht hiervoor verzekerd te zijn. Wat zegt u? Waren wij onderuit geschoten? En tijdens het stofzuigen nog wel? En wij hadden de potloden per ongeluk met de scherpe kant omhoog in het bakje staan? En geen gordels of veiligheidsschoenen, zegt u. Nou meneer, als ik dat zo hoor vrees ik dat wij daar niet aan kunnen beginnen. Iedereen kan zijn voortanden wel in een bureaublad laten implanteren om vervolgens een vette premie op te strijken. Laten we eerst maar eens beginnen met het afsluiten van een stofzuigaansprakelijksverzekering, dan zien we daarna wel verder…’

Nog steeds onderuit hangend als een Ierse Setter met aambeien schiet me de vraag te binnen op welke manier ik dit soort situaties kan voorkomen.

Als ik ondanks haar verzoek in de hulpeloze positie waarin ik mij bevind toch mijn plek verlaat, begeef ik mij op gevaarlijk terrein, zo weet ik. Het in zo’n situatie weglopen staat immers gelijk aan insubordinatie. Omdat ik met haar getrouwd ben en het van te voren aan kan zien komen, los ik het op door te insinueren alsof ik grote interesse heb voor haar werkzaamheden. Mijn vraag ‘Vallen die dingen mee?’ blijkt goed voor een reactie.

Hier wordt het interessant. Afhankelijk van wat wordt teruggezegd, kan ik daarvandaan strategisch gezien verschillende kanten op. Luidt het antwoord op mijn meerkeuzevraag “ja” dan wel “nee”, dan helpt alleen nog het sluiten van de stormvloedkeringen en dichttimmeren van de ramen. In het andere geval houd ik de voeten droog en blijft de lucht blauw.

Waar het mij om gaat, is dat ik wil voorkomen dat ze het gevoel krijgt dat ze er alleen voor staat. Dus veins ik solidariteit, zij het van een totaal overbodig soort, omdat duostofzuigen nu eenmaal niet gaat en hetzelfde is als twee trapezewerkers die op vijf meter onder de nok tegelijkertijd naar hetzelfde touw springen.

De kern van het verhaal is dat ik mij in dit soort gevallen als een kat in het nauw voel, een beleving die voortkomt uit de wens mijzelf aan niemand op te willen dringen. Het liefst ging ik anoniem door het leven, zittend in een rolstoel met een bruine papieren zak of kartonnen doos over mijn hoofd. Dat die houding haaks staat op mijn voorgenomen taak eeuwig voor u stukjes te schrijven, voelt als een kat die voor het eerst in zijn leven een komkommer ziet. Maar met een zak over mijn hoofd zie ik niets en daar schiet u als lezer nu of op termijn niets mee op.

“A gentleman is one who puts more in the world than he takes out,” zei George Bernard Shaw, een statement waar ik mij wel ik kan vinden.

Ook bij een bezoek aan het toilet barst ik meestal uit in het excuses maken aan mijzelf omdat ik het gevoel heb mijn andere ik voortdurend in de weg te staan.

Dat mijzelf weg willen cijferen is een overblijfsel van vroeger. Bij de kennelijk aan mij gestelde vraag van de bakker ‘of de jongeman misschien een koekje lustte,’ want het naleven van economisch liberalisme vond nog niet plaats, keek ik eerst achterom, om te zien wie de bofkont was die de lekkernij had verdiend. Nog steeds berisp ik mij bij het mezelf betrappen op de vraag aan mijn vrouw of ik een boterham mag.

Zo doe ik alles het liefst zelf, want op die manier val ik geen mens lastig. Daarentegen sta ik er op altijd iemand te willen helpen, eveneens een overblijfsel uit de tijd dat ridderlijkheid en fatsoen nog werd gewaardeerd en beloond.

Voorbeeld: tegenover mijn huis staat een klein huisje waar een nog kleiner oud vrouwtje waarvan nog steeds niemand weet hoe ze heet, ons vermoeden gaat uit naar Maria, in woont.

Slechts eenmaal per week waagt ze zich, gekleed in haar spierwitte nachtpon naar buiten. Haar kluizenaarsbestaan – mijn vrouw ziet in haar een engel – heeft als gevolg dat het onkruid welig tegen haar gevel tiert, voor mij aanleiding om naar de schoffel te grijpen en de valse margrieten rucksichtlos hun nek om te draaien.

Nog net kan ik dan vanuit mijn rechterooghoek zien hoe het luikje van haar voordeur open gaat, dat sneller dan ik kan kijken weer door de engel wordt dichtgesmeten. Commentaar ontbreekt. Als ik een handgranaat tegen haar gevel had aan gesmeten had dat dezelfde reactie opgeleverd. Maar ik heb uit principe geen handgranaat in huis.

‘Ben je klaar?’ vraag ik mijn vrouw, met inmiddels hevige kramp in buik en benen. ‘Als ik daar straks lig mag jij alles opruimen, inclusief mijn voortanden. Ik hoop dat je dat beseft. Met de complimenten van de verzekeringsagent. Die zal er blij mee zijn.’

‘Ik ken geen verzekeringsagent en ben allang klaar,’ zegt ze. ‘Je mag alles weer laten zakken, inclusief je voortanden. Maar straks moet je wel echt weg.’

‘Waarom dat opeens? Daarnet hoefde ik toch nog niet?’

‘Dat was daarnet. Toen hoefde ik nog niet te dweilen. Nu wel.’

Sommige dingen in het leven blijven ondoorgrondelijk.



   


Wil je nog meer van dit soort verhalen lezen? Abonneer je dan op de nieuwsbrief door hier te klikken.


Vind je het leuk te worden voorgelezen? Ben Midland is op YouTube! Klik hier om naar zijn kanaal te gaan.


 



 


 

 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on January 17, 2018 16:36
No comments have been added yet.