DE SJEU
Jaargang 2, aflevering 19, donderdag 11 januari 2018
DE SJEU
‘Achteraf had het nooit gekund. Maar ze bedoelde ‘t goed. Zoiets voel ik nu eenmaal.’
De man naast me op het bankje in Lijn Twee zei het op een toon zoals iemand dat doet die net de verkiezingsbeloften van zijn partij te horen kreeg maar daar bij nader inzien toch geen heil in zag. Nu doe ik om dezelfde reden niet aan politiek, maar dat bedoelde hij niet.
Met zijn zwart, naar achter golvende haar en dwingende blik had hij het gezicht van een dompteur in dienst bij een groot circus maar die na drie keer te zijn gebeten van de directeur het advies had gekregen voortaan ‘iets met cavia’s’ te gaan doen.
‘Het had ook net zo goed twee keer zoveel geweest kunnen zijn,’ ging hij op verongelijkte toon verder. ‘Misschien wel een meier. Op het eerste gezicht zag ze er best aardig uit en ze hielp me mijn jas uitdoen. Maar wat wil je? Als je al zo lang droog staat als ik, puur uit lijfsbehoud overigens, dan wil je wel eens wat. Maar de laatste tijd voel ik me anders. Zo… tweeslachtig.’
Zijn opmerking deed me denken aan een uitspraak van Charles Bukowski. “Drinken is een andere manier van denken, een andere manier van leven. Het geeft je twee levens in plaats van één.”
De dompteur zag de rimpel op mijn voorhoofd.
‘Ik kan me beter inhouden want meneer heeft zo te zien wel wat anders an z’n kop,’ sprak hij gereserveerd. ‘En ik wil niemand tot last zijn, dat is een raar trekje van mij. Als iets niet gaat dan gáát ‘t niet. Zo is het nu eenmaal. Daarmee bedoel ik te zeggen dat thuis de laatste tijd de klad erin zit. Het wil niet meer. Daar bedoel ik niks rottigs mee want zij, mijn vrouw doet altijd haar best. Mijn probleem is dat ik ‘m niet meer omhoog krijg.’
Ook daar kon ik inkomen, zij het in een gewijzigde vorm. Zolang er inkt in zit maakt hij regelmatig mensen aan het lachen.
‘Er zijn twee dingen voor nodig om hem te laten doen wat-ie moet doen en aan allebei heb ik een chronisch gebrek,’ ging hij zonder gêne verder. ‘De laatste tijd dan, want vroeger waren ze niet bij me weg te slaan, de vrouwtjes, en nu spreek ik van jaren terug. Maar kort gezegd: de sjeu is eraf.’
Hij zei het op een toon alsof niets er meer toe deed.
‘Nu ben ik van huis uit altijd een sportief mens geweest. Altijd mijn bordje met groente opgegeten, veel in de buitenlucht gewerkt en gejogd. Van de alcohol kon ik prima afblijven en roken deed ik niet. Nooit gedaan ook, daar was ik vies van. Maar afgezien van thuis merk ik de laatste tijd dat er iets is veranderd bij de mensen. Het boeit me trouwens niet meer zo veel wat ze zeggen, snapt u?’
Ik knikte om te zeggen dat ik het begreep. Een geschikte reactie tegenover een leeuwentemmer?
‘Voorbeeld: het gaat steeds vaker over dingen die, ik als ik het eerlijk mag zeggen, niet meer begrijp. Gisteren nog, kom ik een bekende tegen. Ik begroet hem, hij begroet mij, niks aan de hand. Nu kan ik goed luisteren, dat heb ik nog van mijn vorige baan als operator in een callcenter overgehouden dus mijn oren stonden wagenwijd open. Zegt-ie opeens: ‘Ik wil met jou even dialogiseren over een paradigmatische beleidsimplementatie.’ Ja, hallo, dank je de koekkoek! Kijk, als we zo gaan beginnen dan weet ik er nog wel een paar. Dus ik op mijn hoede, antwoord hem terug: ‘Alles OK gozer, maar waar stuur je op? Gezien het hot-spot karakter van je vraag adviseer ik je eerst een drill down analyse te doen.’ Goed hé? Die had ik nog van mijn manager onthouden. Wat denk je? Gelijk boos. Nu vraag ik dus aan u: ligt het aan mij?’
Ik zei dat ik mij daar wel in herkende wat hem blijkbaar een gevoel van bloedbroederschap verstrekte.
‘Ziet u wel? Zo gaat het overal. Thuis ook. Vraag ik om een bord eten, krijg ik een schone asbak voorgeschoteld en ik rook niet eens, maar dat zei ik al. Waar ik als mens een beetje behoefte aan heb is het gevoel gewaardeerd te worden en als het kan een beetje warmte in m’n leven. Vat u hem?’
Dat deed ik. Een medemens die zichzelf aan mij toont spreek ik uit principe niet tegen.
‘En aan beide dingen heb ik een gebrek wat niet mijn eigen schuld is. Tenminste, dat denk ik. Ik hoefde nooit iets, uit principe niet. De dingen die ervoor zorgen dat het leven doorgaat heb ik prima geregeld. De kinderen komen elke week een keer langs, we gaan zelf elke zondag langs bij mijn moeke want die leeft nog. Op alles wat leeft en van jou is moet je zuinig zijn heb ik geleerd en dat ben ik dus ook. Van mijn uitkering komen we prima rond en ik heb ondanks mijn gebrek nog steeds oog voor dat andere, u weet we, al vind ik daar zelf niks abnormaals aan. Maar zolang de sjeu eraf is, gaat het bergafwaarts, dus slaap ik sinds een paar weken in het logeerbed op de kinderkamer. Vanwege mijn gesnurk, volgens haar. Nou weet ik zelf heel goed dat er niks mis is met mijn gesnurk. In mijn diensttijd deed ik dat ook niet. En dan, iemand gaat niet zomaar uit het niets liggen snurken, daar is meer voor nodig. Maar ik vind het wel best. Als dat haar manier is om de boel te redden, dan moet dat maar. In het begin was dat best wel effe wennen, om die blote pens niet meer tegen je lendenen te voelen maar dat is nu eenmaal met alles waar je afscheid van moet nemen, en ik kan moeilijk met een kilo doorregen varkenslappen naar bed gaan. Dus als ik dan zo in dat vreemde bed lig dan trek ik de punt van mijn kussen over mijn schouder heen, zodat het lijkt of ik tegen haar aan lig. Dat voelt gezellig. Het klinkt misschien gek, maar een mens wordt creatief in zulke situaties.’
‘Maar ik verveel u, nietwaar’ sprak hij, een weemoedige blik naar buiten werpend. ‘Ik mot er hier trouwens uit. De mazzel.’
Tijdens het wegrijden van de tram bij de halte kon ik hem nog net een café zien binnengaan. Een dompteur had hij achteraf gezien nooit meer kunnen worden, bedacht ik mij. De sjeu was er af.
Wil je nog meer van dit soort verhalen lezen? Abonneer je dan op de nieuwsbrief door hier te klikken.
Vind je het leuk te worden voorgelezen? Ben Midland is op YouTube! Klik hier om naar zijn kanaal te gaan.


