NOBODY'S PERFECT

Zomaar ergens op een terras. ‘Veel beter dan dit gaat het niet worden’, zeg ik tegen mijn vrouw terwijl ik aan mijn Duvel Tripel Hop nip. Ze vindt duidelijk dat ik overdrijf en ze heeft misschien wel gelijk. Ik mag best een beetje kritischer zijn. Een jobstudent kwam onze drankjes brengen nadat we bijna een kwartier op de uitkijk stonden om een glimp van hem op te vangen. Hij knikte toen we hem gespot hadden, doelend op het feit dat hij ons opgemerkt had, maar verzuimde het om onze bestelling te komen opnemen. Spotte hij met ons? Nee, want bij een tweede schreeuw om aandacht sloeg hij zich letterlijk tegen het hoofd, ten teken van ‘Ik was jullie straal vergeten’. We bestelden, hij noteerde apathisch en vijf minuten later stonden de consumpties voor onze neus. Ijskoud. Net als de bediening. ‘Dat is dan achttien euro en zeventig cent’, zei de lange jobstudent emotieloos, terwijl hij de andere kant op keeZk. Boter bij de vis. Zelf hou ik er niet zo van, want ik laat het meestal niet bij één drankje en het is telkens zo’n gedoe met je portefeuille en je geld en geven en ontvangen en kriebelig, onhygiënisch aangeraak van handen. Alsof geld trouwens zo belangrijk is. De slungelachtige jobstudent volgt ook maar zijn instructies, dacht ik zo, terwijl ik hem geen fooi gaf. Nee, dat zou al te mooi zijn, na elk rondje het wisselgeld maar laten zitten en op die manier het bedienend personeel al te zeer beboteren. Zo bedienend zijn ze hier geeneens. Mijn vrouw had gelijk. Gaan terrassen is tegenwoordig hoe langer hoe onpersoonlijker geworden en de gezelligheid en professionaliteit is ver zoek. Waarschijnlijk hebben ze hier al vaak te kampen gehad met terrasspurters. Mensen die hun drankje nuttigen en het daarna zonder te betalen weer afbollen. Een fenomeen dat ontstaan is door de schaarse aanwezigheid van kelners, garçons, patrons of hoe je de drankjesbrengers ook noemt. Het ene brengt het andere met zich mee.
Zo, even genoeg azijn gepist, dacht ik toen ik mijn rits dichtte na de plasbeurt. Mijn straal zou die amateuristische, quasi geheugenloze jobstudent trouwens NIET vergeten. Man, het was te merken dat het al een paar uur geleden was. De nepvlieg in het urinoir had ik er bijna afgestraald. Met mijn prostaat is niks mis en ik hoop dat er een nieuw drankje voor me klaarstaat als ik mijn plaats op het terras weer ga opeisen. Dat was zo. Een dikke meevaller, rekening houdend met de gemiddelde levertermijn in dit etablissement. Oei, even teruglopen, want mijn jongste zoon zat nog op het toilet. Zo gaat dat als ouder van vier kinderen, je gaat pas als één van je kinderen moet, al begeleidend, wegwijzend, wc-bril proper vegend, poepafkuisend. Schandalig, van pure dorst en straalfierheid was ik even mijn eigen kind vergeten. Handjes wassen nog en hop, op naar de Duvel Tripel Hop en naar het springkasteel. Hij dan. Mijn schuldgevoelens had ik ineens ook van me af gewassen.
‘Wat een mooie plantjes! Toch dé manier om het terrasgedeelte van de speelweide af te scheiden’, zei ik naar waarheid. Opnieuw was mijn vrouw kritischer dan ik. ‘Inderdaad mooi, maar die plantjes zijn nep. Dat zie je aan hun perfectie. Die is erover. Mooi, maar artificieel, dat zijn ze.’ Ik herbekeek het hele zaakje. De plantenbakken waren trendy en de plantjes waren dat ook. Niet dat ik aan de woorden van mijn vrouw begon te twijfelen. Ze heeft groene vingers en oog voor de schoonheid van ongerepte natuur. Ik veel te weinig. Ik vind perfect prima, zij niet. Iets kan perfect zijn, maar iemand niet. Mensen die zich willen voordoen als zijnde perfect, zijn alleen maar lachwekkend. Om te beginnen moet je al een perfect uiterlijk hebben om perfect te zijn en daar loopt het bij negenennegentig percent van de aspiranten al helemaal mis, net terwijl uiterlijke schijn voor hun zelf het allerbelangrijkste is. Goh, wat rijm ik er weer filosofisch op los.
We hebben geen vat op de tijd, dus geven we maar op tijd een vat. Wat een slogan zou dat zijn voor een jeugdbeweging of zo. Er slenterde er net één voorbij op straat in de vorm van een hoop opgeschoten lusteloze, onverschillige, slome tieners (een veelgevraagd profiel voor jobstudenten in de horeca), vandaar waarschijnlijk deze gedachte, samen met het besef dat we hier al een uur zaten te zitten. De tijd vliegt, net als dat hyperkleine scheetje dat ik net liet ontsnappen. Ooit reïncarneer ik als windhond. Lekker mager ook, zodat ik nooit nog op mijn lijn moet letten. Ik heb zopas in één vloeiende beweging een handjevol gezouten pinda’s in mijn persoonlijke vermaler gestoken, alweer met schuldgevoelens.
Op de tijd hebben we inderdaad geen vat. Ik herinner me dat ik hier twintig jaar geleden ook al zat. Stop met dat rijmen! Wat is er een hoop veranderd. In 1998 zat ik hier als vrijgezel, samen met mijn nicht en haar vriend. In gezelschap, maar toch alleen. In 2018 amuseer ik me met vrouw en vier kinderen, twee zonen en twee dochters. De beleving is anders. In 1998 was hier ook al een speeltuintje, maar ik was er me niet echt van bewust. Over plantjes werd niet gediscussieerd. Pinda’s gingen erin zonder schuldgevoelens. Er werd pas afgerekend als je aanstalten maakte om weer naar huis te gaan. De patron maakte grapjes, deelde hier en daar een knipoogje uit en ontving een mooie fooi, Frankrijk was pas wereldkampioen voetbal geworden, al is dat in 2018 niet anders. Eigenlijk ben ik zelf ook niet zo anders, zij het ietsje meer levensbeschouwend.
Een ouder koppel gaat samen met hun kleinzoon wat verderop zitten. In 1998 vond ik mensen met hun kleinkind aan de hand per definitie stokoud. Nu vind ik ze soms nog verbazend kwiek en jong van uiterlijk en geest. Leg ik de lat minder hoog of word ik zelf oud en relativeer ik leeftijd en aftakeling weg? Doodskistvrees of crematiebenauwdheid? Gelukkig geloof ik tijdelijk in reïncarnatie. Het kleinkind van de jonge grootouders gaat naar mijn dochters op de trampoline en samen amuseren ze zich al springend rot. De opa geniet van het geluk van zijn kleinzoon, nipt van de koffie die hij na tien minuten wanhopig aandacht vragen aan de rijzige jobstudent had bekomen (samen met een citroenthee voor oma en een Fristi voor de zoon van zijn dochter of zoon) en knabbelde smaakvol aan zijn speculaasje. De capriolen van de spelende kinderen deden hem proesten van het lachen, waardoor zijn kunstgebit loskwam en hij het hele zaakje paniekerig weer in zijn mond frommelde, als waren het gezouten pinda’s. Zijn kunstgebit was uiteraard artificieel, maar niet perfect. Het kwam los. Net als de lange jobstudent. Zijn shift zat erop. Hij lebberde als een bezetene aan één van de meisjes van de jeugdbeweging. Hij was minstens één meter negentig en aldus opgeschoten, maar hij had beter tijdens zijn jobuitoefening wat opgeschoten, dacht ik, terwijl ik twee cola zero’s, twee Fristi’s, een koffie en een laatste Duvel Tripel Hop bestelde bij de plaatsvervangende, al even ongemotiveerde jobstudent en net geen plaatsvervangende schaamte gewaarwerd. Ik frommelde nog een hoopje pinda’s in m’n mond. Niemand is perfect.
-----
 •  0 comments  •  flag
Share on Twitter
Published on August 26, 2018 12:41
No comments have been added yet.